Voorgeschiedenis
Jaren vóór de werkelijke invoering van de euromunten in 2002, is reeds met het slaan van euromunten begonnen. België, Finland, Frankrijk, Nederland en Spanje hebben ervoor gekozen de munten het jaartal van muntslag te geven. Van deze landen bestaan dus ook euromunten met de jaartallen 1999, 2000 en 2001. In feite uit jaren vóór de daadwerkelijke invoering van de euro als betaalmiddel. De overige landen hebben alle munten die in de periode 1999-2001 geslagen zijn het jaartal 2002 gegeven.
De redenen van de gemaakte keuzes zijn niet bekend, maar zijn waarschijnlijk afhankelijk van landelijke tradities. De wel gehoorde stelling dat het in een koninkrijk niet wenselijk zou zijn om munten met een later jaartal te slaan, omdat de kans bestaat dat de monarch, wiens beeldenaar op de munten staat, overlijdt of troonsafstand doet, is onvoldoende verklaring. Enerzijds heeft het Groothertogdom Luxemburg de eerste euromunten uitsluitend het jaartal 2002 gegeven, anderzijds hebben de republieken Frankrijk en Finland wel de jaren 1999-2001 geslagen.
De voor de gewone circulatie bedoelde euromunten bestaan in acht nominale waarden. Daarnaast bestaat er een grote verscheidenheid, per land verschillend, aan nominale waarden voor gelegenheidsmunten.
De redenen van de gemaakte keuzes zijn niet bekend, maar zijn waarschijnlijk afhankelijk van landelijke tradities. De wel gehoorde stelling dat het in een koninkrijk niet wenselijk zou zijn om munten met een later jaartal te slaan, omdat de kans bestaat dat de monarch, wiens beeldenaar op de munten staat, overlijdt of troonsafstand doet, is onvoldoende verklaring. Enerzijds heeft het Groothertogdom Luxemburg de eerste euromunten uitsluitend het jaartal 2002 gegeven, anderzijds hebben de republieken Frankrijk en Finland wel de jaren 1999-2001 geslagen.
De voor de gewone circulatie bedoelde euromunten bestaan in acht nominale waarden. Daarnaast bestaat er een grote verscheidenheid, per land verschillend, aan nominale waarden voor gelegenheidsmunten.
Vormgeving
Euromunten hebben een gemeenschappelijke zijde en een nationale zijde. De gemeenschappelijke zijde is in alle EU-landen identiek en toont de waarde van de desbetreffende munt, de zogenaamde munt-zijde. Het ontwerp van de gemeenschappelijke munt-zijde kent drie varianten, die samenvallen met de drie materiaal-varianten van de euromunten:
Alle varianten zijn door Luc Luycx, werkzaam bij de Koninklijke Munt van België, ontworpen.
Elk euroland mag zelf bepalen welke symbolen en tekst op de nationale zijde, de zogenaamde kop-zijde, van de euromunten geplaatst worden. Deze symbolen mogen echter niet jaarlijks herzien worden, doch uitsluitend gelijktijdig met een wisseling van de gemeenschappelijke zijde. Uitzondering op deze regel geldt voor de monarchieën en het Vaticaan, die mogen ook bij een troonswisseling de nationale zijde aanpassen. De nationale zijde dient om de overgang naar de euro, in emotioneel opzicht, te verzachten.
- de munten van 1, 2 en 5 cent.
- de munten van 10, 20 en 50 cent.
- de munten van € 1 en € 2.
Alle varianten zijn door Luc Luycx, werkzaam bij de Koninklijke Munt van België, ontworpen.
Elk euroland mag zelf bepalen welke symbolen en tekst op de nationale zijde, de zogenaamde kop-zijde, van de euromunten geplaatst worden. Deze symbolen mogen echter niet jaarlijks herzien worden, doch uitsluitend gelijktijdig met een wisseling van de gemeenschappelijke zijde. Uitzondering op deze regel geldt voor de monarchieën en het Vaticaan, die mogen ook bij een troonswisseling de nationale zijde aanpassen. De nationale zijde dient om de overgang naar de euro, in emotioneel opzicht, te verzachten.